‘k Heb iets met puttertjes en die genegenheid is ooit begonnen toen ik nog nooit een levend puttertje
had gezien. Ik zal dat verklaren. Toen ik nog jeugdig, onbezonnen,overmoedig en rebels was, ( jawel,
lieve kijkbuiskindertjes ) bezocht ik een school binnen loopafstand van het Mauritshuis. Vraag me niet
waarom, maar ik bracht aldaar met grote regelmaat mijn lunchpauze door en werd geraakt door twee
schilderijtjes, te weten: Het oestereetstertje en het puttertje. Den Haag gaf te dien tijde voor een paar gulden een museumkaart uit voor de jeugdigen tot 23. Die kaart gaf gratis toegang tot 5 musea in
Den Haag. Ik hield van het puttertje en ik hield van dat lieve oestereetstertje en wist echt wel dat een
zaal verder de anatomische les van dokter Tulp ten toon werd gesteld. Ik werd omringd door vele vrienden, maar daar zat ik te genieten -al boterhammen verorberend, want dat mocht toen nog- in
m’n eentje. Worden trouwens commentaren kort en bondig geacht? Ik zou het niet weten, maar jammer dan.
Zo’n 50 jaar later, ‘t is niet te geloven, besloten El en ik de vogelstand tijdens de winter volledig, voor
zover mogelijk, te behoeden voor uithongering en massale sterfte door ze nogal extreem bij te voederen.
Nog nooit van mijn leven heb ik zoveel puttertjes bij elkaar gezien. Soms zaten er wel 25/30 putters
op de voederplaat. Ik gaf ze slechts zonnebloempitten, hetgeen ontaardde in twee kilo per dag, dus in totaal 360 kilo. De puttertjes hebben genoten, zo ook alle andere vogels. En ik. En El.
We worden heden ten dage alhier verzwolgen door de putters en hun gebroed.
Ze stelen nu het voer dat voor de kippen bestemd is, uit het hok.
Donna Tartt was me voor met het boek, maar het minste wat ik kan doen is het te lezen.
Ik mag het vast wel van je lenen, Martine.
Het Puttertje.
‘k Heb iets met puttertjes en die genegenheid is ooit begonnen toen ik nog nooit een levend puttertje
had gezien. Ik zal dat verklaren. Toen ik nog jeugdig, onbezonnen,overmoedig en rebels was, ( jawel,
lieve kijkbuiskindertjes ) bezocht ik een school binnen loopafstand van het Mauritshuis. Vraag me niet
waarom, maar ik bracht aldaar met grote regelmaat mijn lunchpauze door en werd geraakt door twee
schilderijtjes, te weten: Het oestereetstertje en het puttertje. Den Haag gaf te dien tijde voor een paar gulden een museumkaart uit voor de jeugdigen tot 23. Die kaart gaf gratis toegang tot 5 musea in
Den Haag. Ik hield van het puttertje en ik hield van dat lieve oestereetstertje en wist echt wel dat een
zaal verder de anatomische les van dokter Tulp ten toon werd gesteld. Ik werd omringd door vele vrienden, maar daar zat ik te genieten -al boterhammen verorberend, want dat mocht toen nog- in
m’n eentje. Worden trouwens commentaren kort en bondig geacht? Ik zou het niet weten, maar jammer dan.
Zo’n 50 jaar later, ‘t is niet te geloven, besloten El en ik de vogelstand tijdens de winter volledig, voor
zover mogelijk, te behoeden voor uithongering en massale sterfte door ze nogal extreem bij te voederen.
Nog nooit van mijn leven heb ik zoveel puttertjes bij elkaar gezien. Soms zaten er wel 25/30 putters
op de voederplaat. Ik gaf ze slechts zonnebloempitten, hetgeen ontaardde in twee kilo per dag, dus in totaal 360 kilo. De puttertjes hebben genoten, zo ook alle andere vogels. En ik. En El.
We worden heden ten dage alhier verzwolgen door de putters en hun gebroed.
Ze stelen nu het voer dat voor de kippen bestemd is, uit het hok.
Donna Tartt was me voor met het boek, maar het minste wat ik kan doen is het te lezen.
Ik mag het vast wel van je lenen, Martine.
Dik, dank voor je verhaal. Natuurlijk mag jij ‘Het Puttertje’ lenen! Het boek dan welteverstaan, niet het schilderij…